Markus – Hoofdstuk 9 en 10

Hoofdstuk 9

Enkele dagen later ging Jezus een hoge berg op. Hij nam Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee. Bovenaan de berg veranderde Jezus van gedaante. Hij en zijn kleren werden spierwit. Elia en Mozes verschenen aan hen en ze spraken met Jezus. De leerlingen waren heftig geschrokken en in de war. Petrus zei: “goed dat we erbij zijn; dan kunnen we voor jullie alledrie een tent opzetten. Een wolk kwam voor de zon en er kwam een stem uit: Dit is de zoon waar ik van houd. Luister naar hem. Elia en Mozes waren ineens weg. Jezus drukte hen op het hart toen ze de berg af liepen, dat ze aan niemand mochten vertellen wat ze gezien hadden. Niet voordat de Mensenzoon uit de dood was opgestaan. Dat deden ze, maar ze snapten dat laatste niet. Ze vroegen Jezus; maar waarom zeggen schriftgeleerden dat Elia eerst moet komen? Klopt, zei Jezus, hij zal komen en alles herstellen. Maar Over de Mensenzoon staat toch geschreven dat hij veel moet lijden en dat hij zeer slecht behandeld zal worden? Nou, Elia is al gekomen en ze hebben met hem gedaan wat ze wilden.

Teruggekomen bij de andere leerlingen, stond er een grote groep mensen om hen heen. En schriftgeleerden discussieerden met de leerlingen. De mensen waren verbaasd toen ze Jezus zagen maar liepen snel naar hem toe. Waarover zijn jullie aan het discussiëren, vroeg Jezus. Een man antwoordde dat hij zijn zijn zoon naar hem wilde brengen omdat hij last heeft van zeer zware epilepsie. Omdat u er niet was vroeg ik het uw leerlingen. Maar dat konden ze niet.

Van alle mensen, geloven jullie nog het minst; hoeveel tijd moet ik nog in jullie investeren om dat te veranderen? Hoe lang moet ik jullie nog verdragen?

De jongen werd bij hem gebracht en deze begon meteen heftig te stuiptrekken. Hij rolde over de grond en had schuim op z’n mond. De vader vertelde dat de jongen er vanaf heel jong al last van heeft. De geest van de ziekte heeft hem wel eens in het vuur en in het water gegooid om hem te doden. Helpt u ons! Alles kan, als je gelooft, zei Jezus. Ik geloof! zei de vader. Help me in mijn ongeloof. Er kwamen steeds meer mensen aangelopen. Jezus beval de geest van de ziekte streng om bij hem weg te gaan en niet meer terug te komen. Met veel kabaal en heftige stuiptrekkingen verliet de zieke geest de jongen. De jongen bleef als dood liggen. Jezus hielp hem overeind.

Jezus liep met zijn leerlingen een huis in. Zij vroegen hem waarom zij de geest niet uit konden drijven. Dit soort kan alleen door gebed uitgedreven worden.

Ze reisden zo onopvallend mogelijk naar Galilea omdat Jezus zijn leerlingen wilde onderwijzen. De Mensenzoon wordt uitgeleverd aan de mensen. Zij zullen hem doden, maar drie dagen later wordt hij weer levend. De leerlingen snapten er niets van maar durfden hem niets te vragen.

Ze kwamen in een huis in de plaats Kafarnaüm. Zeg, waarover waren jullie onderweg aan het discussiëren, vroeg Jezus. Ze zeiden niets, want het ging erover wie de belangrijkste was. Jezus vertelde hun dat als je belangrijkste wilt zijn, je jezelf moet kunnen wegcijferen en anderen behulpzaam moet zijn. Jezus zette een kind in het midden van de groep en gaf hem een knuffel. Kijk; zorg je voor een kind, zorge je in feite voor mij. En dat doe je dan automatisch ook voor degene die mij gestuurd heeft.

Johannes vertelde erover dat hij iemand had gezien die in Jezus’ naam demonen uitdreef bij iemand anders. Maak je hier niet druk over. Dan zal die persoon aan onze kant staan toch? Iedereen die jou goed behandeld omdat je bij Christus hoort, zal beloond worden. Zo niet, kan hij maar beter in zee verdrinken. Wat denk je dat beter is, als je ene hand jou in de problemen brengt: afhakken en zuiver doorleven of met twee handen in de Gehenna te moeten gaan?

Hoofdstuk 10

In Judea onderwees Jezus weer de vele mensen die op hem af waren gekomen. Farizeeërs testte hem met de vraag of een man zijn vrouw mag verstoten. Jezus vroeg hen hoe Mozes het heeft opgeschreven. Het is toegestaan met een scheidingsbrief zeiden ze. (5) Klopt, zei Jezus, maar dat heeft hij gedaan omdat jullie harteloos en koppig zijn. God maakte de mens mannelijk en vrouwelijk. De bedoeling is, dat een man weggaat bij zijn ouders en één wordt met zijn vrouw. God is de verbindende factor en een mens mag dat niet scheiden. (10) Je pleegt overspel als je je man of vrouw verstoot.

Ouders probeerden hun kinderen door Jezus te laten zegenen. Leerlingen waren bezig dit te verhinderen omdat Jezus wel iets beters te doen had. Maar Jezus werd daar boos over. Hij zei dat juist de kinderen bij hem mochten komen. Het koninkrijk van God is van jou, als je bent zoals kinderen zijn. (15) Kun je niet zoals kinderen openstaan voor Gods koninkrijk, kun je er ook niet binnengaan. Jezus zegende de kinderen.

Iemand knielde voor Jezus en vroeg hem wat hij moest doen om het eeuwige leven te krijgen. Hij had Jezus ‘goede meester’ genoemd en Jezus reageerde daarop met dat alleen God goed is.

Als je de geboden na volgt, was Jezus’ antwoord. Dus niet; moorden, overspel plegen, stelen, liegen, bedriegen. En toon eerbied voor je ouders. (20) De man had dit van jongs af gedaan. Jezus wist precies waar de knel zat: de man was rijk. Jezus zei daarom liefdevol tegen hem; verkoop je rijkdom en geef het aan de armen, dat is je hemelse schat. Volg mij. Teneergeslagen ging de man weg en Jezus sprak erover met zijn leerlingen. (25) Wat is het toch moeilijk voor rijke mensen Gods koninkrijk in te stappen. Een kameel kan nog makkelijker door het oog van een naald gaan. De leerlingen waren geschrokken van die woorden; maar dan kan toch niemand meer gered worden? Klopt, menselijkerwijs niet nee, maar bij God kan alles. Petrus: wij hebben alles toch achtergelaten. Jezus: iedereen die huis en haard verlaat vanwege mij en het evangelie, (30) zal het honderdvoudig terugkrijgen. Hier op aarde zal dit in de vorm van familie, werk en vastgoed zijn maar dit zal wel gepaard gaan met vervolging. In de toekomst krijg je dat terug in de vorm van het eeuwige leven. Vele eersten zullen laatsten zijn en omgekeerd.

Ze liepen naar Jeruzalem. De leerlingen en andere volgelingen waren ongerust en bang. Jezus vertelde alleen aan zijn leerlingen wat er in Jeruzalem met de Mensenzoon zou gaan gebeuren. Hij wordt uitgeleverd aan de hogepriesters en bijbelkenners. Zij zullen hem ter dood veroordelen en uitleveren aan de heidenen. Hij wordt bespot, gegeseld en gedood, maar drie dagen daarna wordt hij weer levend.

(35) Jakobus en Johannes namen Jezus apart en vroegen hem of zij in de hemel links en rechts van hem mochten zitten. Jezus: wat een rare vraag, kunnen jullie dan hetzelfde doormaken als wat ik moet doorstaan? “Ja hoor, dat kunnen wij.” Jezus: dan zullen jullie dat ook doormaken, maar (40) ik bepaal niet wie links en rechts van mij zal zitten. De andere leerlingen werden kwaad op Johannes en Jakobus toen ze hoorden wat zij Jezus hadden gevraagd. Jezus sprak hen toe; Volken worden onderdrukt door hun eigen leiders. Doe niet hetzelfde onderling! Dien de ander als je belangrijk wilt zijn of de nummer een. (45) Dit doet de Mensenzoon ook. Hij geeft zelfs zijn leven als afkoopsom voor velen.

Nadat ze door Jericho waren gelopen, liepen veel mensen met Jezus mee. Bartimeüs, een blinde bedelaar zat langs de weg en hoorde dat Jezus voorbij kwam. Hij begon te schreeuwen zodat Jezus hem opmerkte. Hoewel de omstanders hem wilde sussen, liet Jezus hem bij zich komen. (51) Wat kan ik voor u doen, vroeg Jezus. Bartimeüs: zorg dat ik weer kan zien. Jezus: je geloof heeft je gered. De man genas en liep met Jezus mee.

Hoofdstuk 7 en 8Hoofdstuk 11 en 12