Markus – Hoofdstuk 7 en 8

Hoofdstuk 7

Vanuit traditie hadden farizeeërs en schriftgeleerden meegekregen dat als ze iets wilden eten, dat dan eerst de handen gewassen moeten worden. Kom je van de markt moet je zelfs eerst helemaal wassen voor je iets eet. Of schoonspoelen van bekers, kruiken en ketels.

Farizeeërs en schriftgeleerden hielden zich op in de buurt van Jezus en merkten op dat zijn leerlingen zich niet aan die tradities hielden; ze aten met ongewassen handen.

Jezus vond het huichelachtig dat ze dit zeiden en reageerde hierop door Jesaja aan te halen. ‘Men eert God alleen met de mond maar niet met hun hart. Doordat ze hun eigen voorschriften doorgeven en naleven is de eer die ze aan God geven tevergeefs.’

Om hun eigen tradities in stand te houden maken ze Gods geboden ongeldig. Mozes zei dat je je ouders moet eren en niet mag vervloeken. Doe je dat wel moet je gedood worden.

Jullie tradities zeggen dat als je je ouders niet alles geeft wat ze nodig hebben, dat dat als het ware een offer is dat zij aan God geven. Op die manier wordt Gods woord ontkracht door de traditie. Dit en nog veel meer.

Jezus zei tegen de mensen dat niet de dingen die van buitenaf de mens in komt de mens onrein maken, maar de overwegingen die vanuit de mens naar buiten gaan onrein kunnen zijn.

De leerlingen begrepen dit niet en Jezus begreep niet dat ze het niet begrepen. Hij legde uit dat voedsel niets te maken heeft met je hart, maar dat voedsel uiteindelijk in het toilet beland. Je hart is een belangrijker factor voor onreinheid, denk aan diefstal, ontucht en moord.

Jezus ging naar een huis in de plaats Tyrus en probeerde zo onopvallend mogelijk te zijn. Dat lukte niet, want een niet Joodse vrouw kwam naar hem toe en smeekte hem haar dochter te genezen van een onreine geest. Jezus gaf aan dat kinderen (Joden) eerst aan de beurt zijn voordat de honden gevoerd worden. De vrouw gaf aan dat de honden wel de kruimels onder de tafel eten. Klopt, zei Jezus. Ga naar huis waar u uw dochter zonder demon zult aantreffen.

Jezus reisde verder en kwam door het gebied van Dekapolis. Daar werd iemand bij hem gebracht die gebrekkig sprak en doof was. Ze smeekten Jezus hem te genezen. Jezus nam hem mee naar een rustige plek en genas hem door vingers in zijn oren te steken en zijn tong aan te raken met speeksel. Hoewel hij tegen de omstanders zei dat ze niets mochten doorvertellen wat ze gezien hadden, werkte dit averechts. Ze vonden Jezus ongelooflijk goed.

Hoofdstuk 8

Na een bijeenkomst van drie dagen zouden de 4000 toehoorders van Jezus weer op weg gaan naar huis. Hij had medelijden voor deze mensen omdat veel niet voldoende eten bij zich hadden voor de terugweg. De leerlingen vroegen zich af hoe ze de mensen dan te eten konden geven in dit afgelegen gebied. Aan de leerlingen vroeg hij hoeveel eten ze hadden. Zeven broden en een paar visjes. Jezus sprak het dankgebed uit hiervoor en liet het de leerlingen uitdelen. Iedereen kreeg genoeg. Zeven manden voedsel waren nadien over.

Ze voeren met de boot naar het gebied Dalmanuta. Farizeeën begonnen daar een discussie met hem. Ze vroegen of hij hen een teken uit de hemel kon geven. Jezus was het er niet mee eens en ze voeren naar de overkant. Jezus waarschuwde in de boot voor de farizeeën en voor Herodes. Maar de leerlingen waren druk bezig met het feit dat ze niet voldoende brood hadden meegenomen. Hierdoor raakte Jezus geïrriteerd: Snappen jullie nog steeds niet met wie je op pad bent? Hardleers? Oost-indisch doof? Zie je het niet ondanks dat je er met je neus bovenop staat? Vertel me, hoeveel manden brood waren over nadat ik vijf broden brak voor 5000 mensen? 12, antwoordde de leerlingen. En hoeveel manden toen ik 7 broden brak voor 4000 mensen? Dat waren er 7. En jullie snappen het dus nog steeds niet?

In Betsaïda drongen mensen er op aan dat Jezus een blinde man zou genezen. Jezus neemt hem mee naar buiten het dorp, doet speeksel op z’n ogen, legt z’n handen erop en vraagt of hij iets ziet.

Ja, maar het ziet eruit alsof ik mensen als bomen zie rondlopen. Jezus legde opnieuw zijn handen op de ogen van de man. Hij deed z’n ogen open en deze genazen. Hij zag alles helder. Jezus stuurde hem naar huis met de waarschuwing om het dorp niet in te gaan.

Jezus vertrok met zijn leerlingen naar andere dorpen. Onderweg vroeg hij hen; “Wie zeggen de mensen dat ik ben?”. Johannes de Doper, Elia of een profeet. “En jullie, wie denken jullie dat ik ben?” De messias, zei Petrus. “Jullie mogen hier niets over vertellen!” Zei Jezus.

Hij deelde hun mee dat hij veel zou moeten lijden en door de overheid, de kerkraad en bijbelkenners verworpen en gedood zou worden. Maar, drie dagen na zijn dood zou hij opstaan. Petrus nam hem apart en wees hem fel terecht dat hij hierover sprak. Jezus draaide zich om, keek z’n leerlingen aan en wees Petrus terecht door te zeggen ‘Ga weer terug achter mij, Satan! Je denkt alleen aan wat mensen willen, niet aan wat God wil.’

Hij verzamelde de mensen weer en zei dat als ze zijn volgeling wilde zijn, dat ze niet meer met zichzelf bezig moesten zijn. Ze moesten hun kruis oppakken en achter hem aan komen.

Zolang je je leven wilt vasthouden, zul je het verliezen. Verlies je je leven omdat ik en het evangelie dat wil, zul je je leven behouden. Wat heb je er nu eigenlijk aan als je alles bezit wat mogelijk is en je verliest je leven? Voor je leven heb je toch alles over? Als je je voor mijn woorden schaamt als je tegenover mensen staat die ontrouw en zondig zijn, zal ik mij ook voor jou schamen als je in de hemel komt. Er staan hier nu mensen bij die niet sterven voordat ze de komst van Gods krachtige koninkrijk hebben meegemaakt.

Hoofdstuk 5 en 6Hoofdstuk 9 en 10